‘Ben jij Abdel?’, schreeuwt de chauffeur door het open raam.
‘Abel’, verbeter ik hem. Het zullen mijn donkere krullen wel zijn.
‘Stap in Abdel, gooi je spullen maar op de achterbank,’
Zonet stond ik nog op een naar pis geurend perron, maar in het hele land blijkt geen
enkele trein te rijden. Te laat komen is geen optie. Het is mijn eerste werkdag als mentor
op een kleine particuliere school in ’t Gooi. Het onderwijs: precies zoals mijn oma had
voorspeld. Afijn, dan maar een Uber bestellen, dacht ik. De rode Toyota schiet er vandoor
en de chauffeur knalt eveneens uit de startblokken.
‘Het is niet normaal man. Ben echt al sinds vannacht aan het rijden. Lekker centje zou je
denken, maar die vieze schoften van Uber pakken alles. Ik moet mijn eigen auto betalen,
mijn eigen benzine, terwijl zij gewoon in Californië op hun luie witte reet zitten. Ja kan je
lachen, maar het is wel gewoon mijn leven. Mijn naam is Amir trouwens’.
De rode Toyota zoeft een kruising op en kegelt bijna een fietser omver. Mijn hoop op een
behouden vaart valt in duigen. Amir heeft een hand aan het stuur en met de andere hand
tast hij naar de TomTom die herhaaldelijk van het dashboard klettert.
‘Heb jij een vriendinnetje? Ik ga met een Nederlandse. Dat zijn veeleisende types, man.
Mijne is zwanger. Die wil alleen maar eten. Dan weer kinder bueno, dan weer m&m’s. Ik
moet constant de deur uit. Ik heb godverdomme vijf verschillende soorten chocolade in
huis. Vijf verschillende soorten! Kan je lachen man. Maar het is wel gewoon mijn leven.’
Terwijl ik meer en meer over dat leven te weten kom, is het mijne lichtelijk in gevaar. Amir
gebruikt graag beide weghelften tegelijkertijd. Vooral als de TomTom weer tussen de
pedalen terechtkomt.
“Ik moet echt een nieuw houdertje kopen, man. Ik wil ook een nieuwe auto, maar weet je
hoe duur dat is? Ik moet drie kinderen onderhouden. Eigen schuld, man. Ik gebruik nooit
een condoom. Heb je wel eens herpes gehad? Die shit blijft maar terugkomen, man haha.
Niet normaal. Ja je lacht, maar het is wel gewoon mijn leven’.
We nemen de verkeerde afslag. Ik durf het Amir haast niet te vertellen. Hij heeft het al
zwaar genoeg zo te horen.
‘Godverdomme, gaan we verkeerd? Weet je wat het is, man? Ik heb gewoon geen rust in
m’n kop. Met die kinderen enzo. Soms zou ik in de gevangenis willen zitten. Dat zijn net
hotels in Nederland. Dan ga ik de hele dag op mijn bed liggen playstationen. Wat voor
werk doe jij eigenlijk?’.
Ik vertel Amir dat ik kom te werken op een school in het epicentrum van ’t Gooi, waar ik
tevens ben opgegroeid.
‘Lesgeven? Lachen man. Dat heb ik ook gedaan. Als kickboks instructeur. Daarna ben ik
voor Essent gaan werken. Dat zijn pas boeven, man. Uitzuigers. Echt van die kaaskoppen
weetjewel. ‘t Gooi is een mooi plekkie man. Maar waar kom je oorspronkelijk vandaan
dan? Marokko?’.
Als ik Amir nog een keer uitleg dat ik Abel heet en geen Abdel schrikt hij een beetje, maar
we zitten al te diep in de materie. Dat hij vervolgens op speakerphone gaat ruziën met zijn
vrouw zie ik dan ook als de onderstreping van onze vriendschap.
‘Ik zei toch dat ze gek was. Zal ik je hier afzetten? Succes vandaag man. Geef die kids
van kantoen. Ik ga lekker slapen. Als m’n vriendin mij binnenlaat tenminste. Ja kan je
lachen, maar het is wel gewoon mijn leven’.
Deze keer lach ik niet. De enige die ik hoor lachen is mijn lieve oma, vanuit het
hiernamaals, want zes jaar na mijn afstuderen ben ik alsnog in het onderwijs beland. Ik
hoor het haar nog zeggen: “Ga je geschiedenis studeren? Dan kan je toch alleen leraar
worden?”. Nou oma, u heeft soort van gelijk gekregen, al is het maar om het
schrijverschap te ondersteunen. In de woorden van mijn nieuwe vriend Amir: dat is
gewoon mijn leven.