Van stokstijf naar Stockholm

Daglicht. Geen goed teken. Waar is mijn telefoon? Hoe laat is het? 05:47 uur. Fuck, fuck, fuck,
fuck, fuck. Over een halfuur moet ik boarden. Dat ga ik niet halen. Kan ik een nieuw vliegticket
kopen? Ik kon mijn oorspronkelijke ticket al nauwelijks betalen. Denk, denk, denk, denk. Paniek
maakt van mij een kind dat net zijn moeder kwijt is. Mag je nog steeds huilen op mijn leeftijd? Ik
bestel een Uber, neem een douche en vlieg door het trappenhuis, een duikvlucht van vijf etages.
Beneden ren ik de Uber tegemoet en neem plaats.

Binnen twintig minuten ben ik op Schiphol. Het lijkt de Efteling wel op Hemelvaartsdag. De rijen
meanderen van ingang tot aan security. Er zit niets anders op dan mijn weg hemelsbreed te
vervolgen. Als een hordeloper die het spel niet begrijpt, duik ik onder een lint door. En nog één en
nog één. Ik ontwijk rolkoffers, kegel kleuters omver en brabbel wat halfslachtige
verontschuldigingen. In romantische komedies gaat dit veel makkelijker. Hugh Grant heeft nooit
last van dit gezeik.

Ik gooi mijn spullen in de bekende plastic bak. Nerveus tast ik in mijn zakken. Eergisteren was het
Koningsdag. Heb ik verboden middelen in mijn jack zitten? Ik vind niks. Alsof ik zoiets nu nog
in mijn poeperd kan stoppen.

Na de security check galoppeer ik richting gate D-74. Nog vijf minuten. Mijn mond voelt als de
Sahara, mijn oksels als de Niagarawatervallen. Wat het rennen extra lastig maakt, is een afzakkende
broek. Mijn riem ligt nog in het bakkie. Verloren in de strijd. Maakt niet uit. Daar is de gate. Tien
passen, acht passen, zes passen, vier passen, twee passen. Gered!

Hijgend plof ik neer. Window seat. Minder dan een uur geleden lag ik nog in bed. Ik kijk op mijn
telefoon en zie een berichtje van haar.

“How’s your trip going so far?”, gevolgd door een hartje.
“Like a walk in the park, see you in two hours”, hartje terug.

Ik ben vol ongeloof. Niet omdat ik mijn vlucht heb gehaald, maar omdat ik überhaupt in een
vliegtuig zit. Deze vrij spontane actie heeft alles te maken met twee weken geleden.

Met wat vrienden bezocht ik een festival op de NDSM-werf in Amsterdam. Zodra ik het pontje
afstapte, dacht ik: kut, dit festival is veel te hip voor mij. Deze mensen zien er te goed uit –
zongebruind, glitters, decolletés, spierballen, strakke spijkerbroeken, designer zonnebrillen. Mijn
comfortabele voorkomen daarentegen, zou een ANWB-brochure niet misstaan.

De naam van het festival had deze mismatch al doen vermoeden: DGTL, een elektronisch
underground muziekfestival. Naast het feit dat ik liever boven de grond verblijf, heb ik niet zoveel
met elektronische muziek. Het gaat mij ver boven de pet. Een vergelijkbaar effect ervaar ik met de
schilderijen van Piet Mondriaan. Daar waar andere mensen wegzwijmelen bij de manier waarop
Mondriaan de gefragmenteerde werkelijkheid verbindt aan zijn theosofische opvattingen, zie ik
alleen een paar strepen en wat gekleurde blokjes.

Techno heeft op mij dezelfde uitwerking als een torenvalk op een veldmuis. Ik blijf stokstijf staan,
midden in het dansgewoel, en staar in uiterste concentratie naar de DJ. Het maakt mijn mede-
festivalgangers een tikkeltje ongemakkelijk, maar tegen het avondvallen kwam ik eindelijk op gang.

Dit had één reden: heroïne. Grapje. Ik bedoel: Goldband, de afsluiter. De rollercoaster pop van deze
Haagse gasten wekt zelfs een totempaal tot leven. Steeds wilder begon ik te dansen. Tot ik in een
soort John Travolta pirouette het meisje achter mij een elleboogstoot gaf. Ze was ietwat aan de
kleine kant, met een huid als sneeuwwitje, behalve dan waar mijn elleboog doel trof: op haar
voorhoofd ontstond een rode vlek. Het kleurenpalet werd afgemaakt door twee blauwgrijze ogen,
die achter een zonnebril vandaan kwamen. Goldband gaf het voorzetje en zij schoot de bal binnen.
Ik was ontwaakt.

Vlug hield ik mijn beker met lauwe pils tegen haar voorhoofd in de hoop dat dit wat verlichting zou
brengen. De effectiviteit van dit geïmproviseerde kompres was precies nul. Of toch niet? Ze moest
lachen en zei in het Engels:

“Your dance moves are dangerous man”.
“You ain’t seen nothing yet”, zei ik en zo raakten we aan de praat.

Je weet hoe praten gaat in zo’n tent. Ik kon mij alleen verstaanbaar maken als ik mijn mond vlak bij
haar oor hield. Op de weg daar naar toe werd het steeds verleidelijker om mijn lippen op de hare te
rusten. Misschien was het de elleboogstoot of wellicht onderschat ik mijn eigen charmes, maar uiteindelijk zoende ze mij als eerst. Ik zou zweren dat Goldband op dat moment “Die eerste kus”
zong.

Ze bleek van Zweedse komaf. Mijn ABBA-grappen kon ze niet waarderen (“there are some things
you don’t joke about”). Groot gelijk. In haar kielzog had ze een beste vriendin, ook uit Zweden. Ze
waren samen een weekend in Amsterdam en zouden morgenochtend terugvliegen. In een drankje
hadden ze nog wel zin. Ik zou mijn vrienden zoeken om dag te zeggen en daarna de dames
ontmoeten in een illuster etablissement genaamd het Skatecafe.

Het plan leek zou eenvoudig. Na het uit elkaar gaan, viel alleen mijn telefoon uit. Dit vervloekte
apparaat laat het altijd afweten op cruciale momenten. Bewijsstuk A: een wekker die niet afgaat op
het moment dat je een belangrijke vlucht moet halen. Ik kon mijn vrienden niet bereiken, noch de
Zweedse dames een berichtje sturen of een Uber bestellen. Op de ouderwetse manier een rit regelen
was onmogelijk. Elke taxi zat vol. Amsterdam-Noord leek wel de Titanic, maar geen deur om op te
drijven.

Het Skatecafe was ongeveer veertig minuten lopen. In welke richting wist ik niet precies. Kon ik
gewoon niet beter het pontje pakken en thuis mijn mand opzoeken? Op dat moment galmde de
woorden van Goldband door mijn hoofd “Die eerste kus”. Ik durf te zeggen dat ik minstens vijf
meisjes heb gezoend in mijn leven. Deze zoen staat zeker in de top drie. Ik moest en zou het
Skatecafe bereiken en begon met lopen.

Eenzaam slenterde ik over straat, terwijl ik mijn duim een beetje lullig omhoog hield in de hoop dat
iemand mij zou oppikken. Tot, alsof door Leonardo DiCaprio gezonden, een man op een elektrische
bakfiets voorbijreed en schreeuwde: “Hey moet jij ook naar het Skatecafe?”. Als het lot je zo
goedgezind is, kan je maar beter geen vragen stellen. Vol ongeloof stapte ik in.

De man was een jonge huisvader. Hij had een avondje vrij en was ook op DTGL geweest. Een van
zijn vrienden moest draaien in het Skatecafe. Onderweg vertelde ik hem over het meisje dat op mij
wachtte en ik moest hem beloven dat hij later op onze bruiloft mocht komen. Bij het afscheid
omhelsde we elkaar. Ik denk dat hij even hard ging als zijn bakfiets.

Na deze wonderbaarlijke excursie zou het natuurlijk vrij anticlimactisch zijn als de Zweedse dames
nergens te bekennen waren. Nou ik spotte ze meteen, maar de lente was duidelijk het Skatecafe
binnengevaren. Het tafeltje waar de Scandinavische schone zaten, werd omringd door een dozijn griezels die ieder vochten om hun aandacht. In de dierenwereld gebeurt dat op spectaculaire wijze.
Herten gaan elkaar te lijf met hun geweien, kikkers kijken wie het blauwst kleuren en
paradijsvogels vechten het uit in een soort dance battle.

Ik besloot mij iets subtieler tussen het groepje te wurmen, door mij te beroepen op een van de
oudste regels ter wereld. Het is een regel die zo heilig is dat zelfs de meest weerbarstige alfaman er
niet omheen kan: opgestaan is plaats vergaan. Zodra een van die spierbonken zijn hielen lichtte,
parkeerde ik mijn derrière aan het tafeltje. Het was de juiste move.

“There you are!” zei ze, “come sit next to me”.

Dat deed ik en daar bleef ik de hele avond zitten, tot de tent sloot. Daarna pakten we een taxi naar
Schiphol en zwaaide ik ze uit. Na een laatste zoen zei ze:

“It’s my birthday in two weeks, I’m having a party and want you to come”.
“Sure, that sounds like a very chill first date”, zei ik met een lach.

Daglicht. Geen goed teken. Waar is mijn telefoon? Hoe laat is het? 08:47 uur. Fuck, fuck, fu…
wacht even. Dit is niet mijn slaapkamer. De grond is niet bezaaid met vuile was en waar is mijn
Beatles poster? “Hej!”, hoor ik. Ze ligt naast me. Het meisje met de blauwgrijze ogen.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Samenwerken?

abeljanthijssen@gmail.com