Speeddaten met minderjarigen

Het was op een zonovergoten terras in de Pijp. Mijn broer en ik genoten van een biertje tot we plots werden aangesproken door een dakloze meneer. Hij vroeg om een paar centjes. Toen ik hem wat kleingeld in de hand drukte, bleef hij staan om een praatje te maken. ‘Wat studeer je?’ vroeg hij. Toen ik zei ‘Geschiedenis’ antwoordde, begon hij te lachen. Zijn drie overgebleven tanden waren duidelijk zichtbaar. ‘Daar kan je toch helemaal niks mee’, proestte hij en liep weg.


Deze scene kwam in me op toen ik laatst werd gebeld door een oud-leraar. Hij vroeg of ik de bovenbouwleerlingen van mijn oude middelbare school studiekeuzeadvies wilde geven. Nu stond ik niet echt te springen om dit idee, maar de desbetreffende leraar draag ik een warm hart toe. Zo kwam het dat ik op een donderdagavond in een aula zat vol opgeschoten pubers.


Ik was uiteraard niet de enige inspirator die was opgeroepen. Twee tafeltjes voor mij zat Felix Bos die niet alleen kamerlid is, maar ook auteur en begenadigd jazzmuzikant. Een tafeltje rechts van mij zat Joost Aldenhof, afgestudeerd aan het prestigieuze Nyenrode en nu een grote speler in de Aerospace Industry (wat dat ook mag betekenen). Als klap op de vuurpijl was ook Jules Oostendorp op komen dagen. Zo’n eikel met zijn eigen biermerk en eigenaar van de populairste tapperij in Amsterdam.


Wat zouden deze types denken als ze mijn kant op keken? “Daar zit Abel Thijssen, historicus en tekstschrijver voor een reisorganisatie, sinds de corona crisis beter bekend als Koos Werkeloos”. Ik voelde mij net als Oscar uit Sesamstraat, een soort waarschuwing verhaal: “zo kan het ook aflopen met je kinderen”. Dat ik temidden van deze sterrenelectie zat, deed mij sterk twijfelen aan de reden waarom ik was uitgenodigd.


De avond verliep volgens het speeddate-principe. De kinderen kwamen één voor één langs de tafeltjes – waar ik of iemand anders zat – en konden hun vragen stellen. Als de bel ging was het tijd om door te schuiven. De kinderen droegen allemaal naambordjes, maar geen van hun namen kan ik mij nog herinneren. Op basis van hun eerste – en enige – indruk staan me wel wat geuzentitels bij.


Eerst was daar Acne Arnold. Arnold en ik hadden wat gemeen. Dan heb ik niet over een moeilijke huid, maar het feit dat we daar allebei liever niet wilden zijn. Arnold had al de hele dag op school gezeten en vroeg zich duidelijk af waarom hij in godsnaam ’s avonds moest terugkomen om te luisteren naar een stel omhooggevallen millenials. Zijn vragen getuigden ook van weinig creativiteit. Zo vroeg hij onder andere of een copywriter zijn eigen lunch moest betalen. Ik mocht Arnold wel.


Wie ik minder mocht was Chant Irritant. Dit meisje wilde vooral mijn historische kennis testen. Toen ik haar niet kon vertellen wanneer de Beeldenstorm precies had plaatsgevonden, keek ze mij hoofdschuddend aan. Krampachtig probeerde ik haar uit te leggen dat geschiedenis niet alleen om feitenkennis draait, maar ook om het leggen van verbanden. Waarop zij counterde: ‘Verbanden leggen? Kan je dan niet beter zuster worden in het ziekenhuis’.


De grootste hekel had ik aan Theo het Thuisbankiertje. Theo droeg zowaar een colbertje met das, aan zijn pols glom een horloge dat waarschijnlijk meer kostte dan een maand huur en zijn haartjes zaten strak in de lak. Dit ettertje wilde maar al te graag weten wat de gemiddelde copywriter verdient. Het antwoord deed hem grinniken. ‘Had mijn vader toch gelijk’, zei hij ‘met geschiedenis kan je helemaal niks’. Ik wilde vragen of zijn pa toevallig drie tanden heeft en om kleingeld bedelt in de Pijp, maar toen ging de bel

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Samenwerken?

abeljanthijssen@gmail.com