Maandag liep hij fluitend zijn werk uit. Bij thuiskomst gooide hij zijn jas op grond, trok zijn broek uit en stiefelde in zijn onderbroek met hartjes motief naar de koelkast. Hij pakte een fles bier, ging daarna op de bank zitten, zette een wedstrijd op, bestelde twee Turkse pizza met extra knoflooksaus, stak zijn hand in zijn broek en verroerde de hele avond geen vin.
Dinsdag kwam een maat langs. Als twee wannabe Beatniks zaten ze de hele avond te sparren over de zin van het leven. Een fles bourbon – wat ze allebei niet lekker vonden – stond op tafel, er werden plaatjes gedraaid en achter de servieskast werd een met-plakband-vastgemaakt pakje peuken tevoorschijn gehaald.
Woensdag fungeerde de woonkamer als zijn eigen Crossfit Gym. De kapstok was een pull up bar, de tafel zo’n “plyo box” weetjewel, en de zwaarlijvige huiskat werd als medicijnbal door de kamer geslingerd. Hierna had hij wel een Turkse pizza met extra knoflooksaus verdiend.
Donderdag ging het niet zo goed met hem. Thuis kwam hij er net te laat achter dat de toiletrol op was, waarna hij uit pure noodzaak bij het afvegen zijn enige nog schone handdoek moest gebruiken. Maar er was nog iets mis. Hij kon zo moeilijk in slaap komen. Het huis voelde zo groot en het bed zo leeg.
Vrijdag was het helemaal mis. Op werk barstte hij bijna in huilen uit toen iemand vroeg hoe het met hem ging. In de avond had hij geen trek. Doelloos liep hij langs de schappen van de supermarkt en kocht uiteindelijk een biefstuk, een blikje cola-zero en een pak vla. Thuis schrokte hij het biefstuk naar binnen. Het pak vla zette hij snikkend aan zijn lippen.
Zaterdag was hij vroeg uit de veren. Het huis werd schoongemaakt, de was gedaan en het pakje sigaretten weer achter de servieskast geplakt. Bij de bloemist kocht hij een enorme bos bloemen. De rest van de dag wachtte hij op het geluid van de voordeur. En toen zijn vriendin eindelijk binnenstapte, kreeg ze niet eens de kans om haar jas uit te doen. Hij omhelsde haar stevig, gaf haar een grote zoen en zei: “Ik heb je gemist”.