De Grijze Goeroe


Ik ontwaak in mijn oude bedje. Daarmee bedoel ik het bed in mijn ouderlijk huis op de
Javalaan in Hilversum. Het is pikkedonker in het zolderkamertje. Maar buiten hoor ik de
vogeltjes fluiten. Vroeger deelde ik deze zolder met mijn twee broers. Competitief snurken
deden zij. Daar kwam nog geen orkest bovenuit, laat staan vogeltjes. In het donker kleed ik
mij aan. Daarna tast ik naar de deur en sluip naar beneden. De steile zoldertrap kraakt. Ik
moet oppassen. Hoe vaak ik hier wel niet ben uitgegleden.


Gelukkig kom ik zonder kleerscheuren beneden. Mijn ouders slapen nog, maar iemand
anders heeft mijn aanwezigheid opgemerkt. Uit de keuken komt een soort nerveus gemiep
en gebonk, dat steeds luider wordt naarmate ik dichter bij kom. Voorzichtig zet ik de
keukendeur op een kier. Maar deze knalt open. Voordat ik het weet, lig ik gestrekt op de
eikenhouten vloer. Op mijn borstkas staan twee grote harige poten. Mijn gezicht wordt
grondig afgelebberd. Met enige moeite duw ik de belager van mij af. Het is Tiga, de labrador
van mijn ouders. Haar grote blauwe ogen kijken mij liefkozend aan. Speciaal voor haar ben ik
gisteravond uit Amsterdam gekomen.


Vandaag is Tiga niet alleen mijn wandelpartner, ze is ook mijn mental coach. Ik weet niet of
je het ooit is opgevallen, maar honden zijn altijd blij en tevreden. Het kostte Boeddha zeven
weken tot hij de verlichting bereikte. Honden worden gewoon zo geboren. Het maakt hun
geen zier uit dat hun baasjes een stel vachtloze mensbaksel zijn. Ze vinden het eerder
gezellig. En staan altijd voor je klaar. Zo’n positieve houding kan ik ook wel gebruiken. Dus
vandaag ga ik bij Tiga in de leer om het geheim des levens te ontdekken. Het leslokaal is de
Bussumer Heide.


Het is een klein eindje rijden naar de Bussumer Heide. Ik kan de route dromen. Eerst rijd ik
naar de Lage Naarderweg. Dan naar links, langs de Texaco. Vervolgens neem ik de eerste
afslag op de rotonde, langs het Media Park en het kleurrijke Beeld en Geluid. Het gebouw
schittert in het vroege ochtendlicht. Na de volgende rotonde sla ik rechtsaf en rijd ik door tot
ik bij mijn oude hockeyclub ben. Deze ligt op het randje van het Goois Natuurreservaat. Hier
kan ik zo de heide oplopen.


Het pad vanaf de parkeerplek loopt omhoog. De grond is met boomwortels doorklieft. Het
zijn bijna natuurlijke traptreden. Boven mij hangt een bladerdak van groene naalden. Tiga is
helemaal in haar nopjes en zigzagt voor me uit. Vroeger had ik hier wel eens
conditietraining. Dan moest ik deze heuvel op en af sprinten. Die tijden zijn gelukkig voorbij.


Bovenaan moet ik Tiga even aanlijnen. Hier loopt namelijk een onverhard fietspad, helemaal
van Hilversum tot aan Huizen. Ik wil niet dat Tiga voor iemands fiets springt. Meer uit
bescherming voor de nietsvermoedende fietser dan de hond zelf. Tiga is nog geen jaar oud,
maar al zo groot en sterk als een tank. Het fietspad is bezaaid met schelpen, dat een
knarsend geluid maakt wanneer men er overheen fiets. Ergens vindt ik het eigenaardig.
Waar komen deze schelpen vandaan en wie legt ze hier neer? Tiga kan het geen fluit
schelen.

Door een opening in het bos lopen we de heide op. Paars struikgewas steekt boven het
groene gras uit als plukjes suikerspin. Daarboven hangt een deken van dauw, waar gouden
zonnestralen doorheen vallen. Op de achtergrond staat het donkere silhouet van het bos,
die de heide omringd. De bomen zijn net toeschouwers. Net als ik genieten ze van dit
stilleven. Er is verder nog niemand. Het is zo heerlijk rustig. Geen tramgeluiden, scooters of
auto’s. Alleen mijn voetstappen en het gehijg van de goedgemutste Tiga. Haar hete adem
komt in wolkjes naar buiten. Ik maak Tiga los en warm mij aan de ochtendzon. Mijn eerste
les: vroeg opstaan loont.


Voor mij is de heide een ankerplaats voor jeugdsentiment. Als ik naar het hoge gele gras kijk,
dan denk ik aan Dudok gebouwen, zoals het Raadhuis en de Multatuli School. De
dennenbomen, waar van dat hardnekkige sap uit sijpelt (dat spul krijg je nooit van je
handen), transporteren mij naar de hockeyvelden van ’t Spandersbosch. Ik denk ook aan de
mensen met wie ik mijn jeugd heb doorgebracht. Mijn oma in Bussum, mijn tante en oom in
Laren, mijn jeugdliefde uit Naarden, al mijn vrienden in Hilversum-Noord. Ze zijn allemaal
verbonden door hetzelfde stuk natuur. Letter en figuurlijk.


We lopen over een zandpad dat bedrukt is met paardenhoeven. Aan mijn rechterkant reist
de Hilversumse televisietoren boven het bos uit. Aan mijn linkerkant, in de verte, doet de
watertoren van Laren hetzelfde. Tiga loopt nog steeds voor me uit. Elk konijnenhol wordt
grondig geïnspecteerd. Konijnenkeutels zijn haar favoriete tussendoortje.


Ik besluit om linksaf te slaan, door het houten hek, richting de watertoren. Eerst moet ik Tiga
aanlijnen. Dit is namelijk graasgebied. Maar Tiga is bijna helemaal onder de grond
verdwenen, in het zoveelste konijnenhol. Alleen haar staart en achterpoten zijn nog te zien.
Aan de heupen probeer ik Tiga naar boven te trekken. Als ze plots meegeeft, lig ik weer op
mijn rug. En weer wordt ik getrakteerd op een stevige lebber in het gezicht. Ik proef een
smaak die ik niet kan thuisbrengen. Dat zullen de konijnenkeutels zijn, wat een eigenaardige
snack.


De scharnieren van het houten hek zijn helemaal doorgeroest. Ze piepen hevig als ik het
opendoe. Het hek valt met een doffe dreun achter mij dicht. Vanaf hier loopt de heide een
beetje naar beneden, als een grote kom. Inmiddels zijn er meer vroege vogels op de been.
Fietsers, hardlopers en zelfs twee dames op sneeuwwitte paarden. In de verte hoor ik de
schelpen knarsen onder hun hoeven.


Ik kom ook andere wandelaars tegen, samen met hun trouwe viervoeters. Dat vind ik altijd
een beetje ongemakkelijk. Ik had gehoopt de heide wat langer voor mezelf te houden. Small
talk is niet mijn sterkste punt. Ik weet nooit of ik “hoi” moet zeggen of “goedemorgen”. Ik
probeer altijd mijn blik af te wenden en stoïcijns door te lopen. Of soms doe ik net alsof ik
met mijn telefoon bezig ben.


Tiga geeft wederom het goede voorbeeld. Elke collega-hond wordt op dezelfde manier
begroet, namelijk door even stevig aan diens kontgat te ruiken. Wat honden met deze
rituele begroeting bedoelen – geloof ik, na heel diep nadenken – is dat we allemaal gelijk zijn.
Ongeacht afkomst, kleur of geslacht, iedereen stinkt uit zijn poepgat. Niet dat ik Tiga exact
ga kopiëren. Ik zie de krantenkoppen al staan: “29 jarige man opgepakt op Bussumer Heide,

na herhaaldelijk kont ruiken van nietsvermoedende wandelaars”. Wel weet ik nu, dat ik mij
niet moet aanstellen. Iedereen komt hier voor ontspanning. Probeer je medemens in ieder
geval een vriendelijk knikje te geven.


De watertoren is aan het zicht onttrokken. Ik loop nu dichter bij de bosrand, waar de grond
is bedolven onder een bruin tapijt van naalden en dennenappels. Volgens mij is dit een waar
banket voor eekhoorntjes. Zelf geniet ik van de dennengeur, die door de wind wordt
meegevoerd. Maar de wind voert klaarblijkelijk nog een geur mee. Dat merk ik aan Tiga. Ze
kromt haar rug en spits haar horen. Even verderop zie ik de toedracht. Bij een groepje
bomen met een witte bast, liggen vijf enorme runderen. Het is niet de zwart-wit gevlekte
standaarduitvoering. Deze runderen hebben een bruine bontjas en grote kromme horens.


Tiga is zelf ook een buitenbeentje. Ze is namelijk niet blond, bruin of zwart, maar grijs. Ooit
zal er vast een gestreepte versie uitkomen. Of een labrador met polkadots. Het Gooi is
natuurlijk een beetje onnozel en excentriek. Ook als het op huisdieren aankomt.
Als we iets dichterbij zijn, maak ik een paar foto’s. Deze wil ik meteen op Instagram
slingeren. Terwijl we verder lopen probeer ik een gevatte caption te bedenken. Zoiets als:
“Hey koe! Is je kapper overleden?”. Alleen maakt Tiga het typen onmogelijk, want ze is
onwijs aan het trekken. Op een gegeven moment word ik een beetje boos en geef een ruk
aan de lijn.


Tiga is zich van geen kwaad bewust. En terecht besef ik. De hele winter was het rotweer.
Dagen achtereen heb ik binnen gezeten, terwijl de muren langzaam op me afkwamen. Nu is
het prachtig weer om buiten te zijn, maar ik ben alleen met mijn telefoon bezig.
Schuldbewust geef ik Tiga een aai over haar bol. De telefoon zet ik uit. Die komt de rest van
de wandeling niet meer uit mijn zak.


Het hier en nu, dat is wat telt. Als we terug naar de auto wandelen lijkt de zon nog feller te
schijnen. Het knarsen van de schelpen, vormt een symfonie in mijn oren. De dennengeur
doet mijn neus kietelen van genot. Het paarse struikgewas is niet zomaar paars, maar
ultraviolet. Iedereen die ik tegenkom, wens ik een prachtige dag, hoewel ik ze het liefste om
de hals wil vliegen. Ik besluit zelfs om een eindje te sprinten.


Tiga is trots. Ik kan het voelen. Net als ik dat vroeger voelde. Tiga is namelijk niet de eerste
labrador met wie ik dit rondje loop. Toen ik nog een nukkige tiener was kwam ik hier met
Rama, onze eerste hond. Rama was een zwarte labrador. Of het nu puistjes waren of
liefdesverdriet, ook zij stond altijd voor mij klaar. Misschien zijn Rama en Tiga wel één en
dezelfde. Geen leermeester, maar een gereïncarneerde goeroe. Een goeroe die zegt: de
heide is plek vol herinneringen én een plek om te helen.


Met die nieuw verworven wijsheid rijden we naar huis. Mijn ouders hebben gewacht met
het ontbijt. In ochtendjas zitten ze allebei de krant te lezen. Tiga krijgt een bak vol met
brokken en ik een zachtgekookt ei. Ik kijk naar het ei en denk: de kleine dingen des levens,
daar gaat het om. Zoals een uur in de natuur, het fluiten van vogeltje of het versmaden van
konijnenkeutels. Het is de laatste les van vandaag . Tiga ligt vredig te slapen in haar mand.
Vandaag heeft ze mij uitgelaten, in plaats van andersom.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Samenwerken?

abeljanthijssen@gmail.com